Gedigitaliseerde akten

Voorbeelden van gedigitaliseerde akten

Door digitaliseringsprojecten van archiefdiensten kunnen steeds meer bronnen thuis, online, worden geraadpleegd. Om hiervan een indruk te geven, is hieronder een aantal voorbeelden te vinden van gedigitaliseerde akten die op onze familie betrekking hebben.


Stadsarchief Leuven
Bouw van een schuur op Hof ten Broecke in 1542

Door het jong overlijden van het echtpaar Pieter de Clerc († 1514/’15) en Marthe van Rosmeer († 1508/’10) kwam in ieder geval een aantal van hun kinderen, waaronder Catheryne en Elisabeth de Clerc, onder de hoede van hun grootouders aan moederszijde in Leuven. Zij verhuisden dus van Gent naar de universiteitsstad en Catheryne (omstr. 1503 – na 1556) trouwde ook, volwassen geworden, hier met Jacob Rogiers. Deze was apotheker, bovendien zijn vader opgevolgd als ontvanger van de Grote Landtol in Brabant, en een welgesteld man. Zo kocht hij in 1533, aanvankelijk samen met een zwager, een ‘hof’ (hoeve) met landerijen bij Vinckenbosch, even buiten de stadsmuren van Leuven, vlakbij de Abdij van Park (waar nu buurtpark Cadol in Heverlee). Dit was meer dan een verpachte boerderij, het was tevens een ‘hof van plaissance’ waar het gezin rustig kon verpozen, buiten het stadsgewoel. De hoeve, ‘Hof ten Broecke’ genaamd, speelde een rol in het ketterijproces waarin Catheryne in 1543 werd gearresteerd en berecht. Omdat zij ervan werd verdacht dat zij hier met anderen samenkwam voor geheime en verboden bijbellezingen, werd ook het echtpaar verhoord dat hier woonde, als pachters en als huisbewakers en personeel van Jacob en Catheryne.

Aardige bijzonderheid is dat in de registers van de Leuvense schepenbanken het contract werd gevonden dat Jacob Rogiers in 1542 sloot met de timmerman Jan de Swerttere, voor het op zijn hof bouwen van een houten schuur van ongeveer 16,5 bij 8,5 meter, met annexe wagenhuis.
Bron: Stadsarchief Leuven, Archief Schepenbank, inv.nr. 8201, fol. 353vo-354.

Verkoop van Hof ten Broecke, 1550

Jacob Rogiers overleed in 1548. Tweeënhalf jaar later besloten zijn echtgenote Catheryne de Clerc en hun kinderen het hof te verkopen, omschreven als een “steynen huys metten andere huysingen, twee schueren, stallen, duffhuyse, boogaerde ende allen anderen ende yegewelck toebehoerten, gelegen bij Perck oft te Vinckebos bynnen der vryheyt van dese stadt genaempt tHoff ten Broecke metten landen daer toe behoerende.”
Bron: Stadsarchief Leuven, Archief Schepenbank, inv.nr. 8207, fol. 186-188 (onderaan pagina).

Gemma Frisius, door Maerten van Heemskerck

De koper was niet de eerste de beste: Gemma Frisius, ook wel Jemme Reinerszoon Frisius (Dokkum 1508 – Leuven 1555), geograaf, wiskundige en arts, hoogleraar medicijnen en astronomie aan de Universiteit van Leuven. Frisius beschreef als eerste de driehoeksmeting en maakte samen met goudsmid Gaspard van der Heyden wereldbollen om zijn kaarten in een realistische vorm weer te geven. Hij was leermeester van Mercator en ook keizer Karel V heeft wiskundeonderwijs van hem gekregen.
Hof ten Broecke bleef nog enkele decennia eigendom van de nazaten van Frisius, maar bij de ’troubelen’ (vermoedelijk tijdens het beleg van Leuven in 1582) werden het stenen huis en de overige opstallen geruïneerd.

Stadsarchief Haarlem (in Rijksarchief Noord-Holland)
Testamenten van Jacques de Clercq en Passchijntgen Grijspeert, 1609 en 1638

In onze familiegeschiedenis is Jacques de Clercq een cruciale figuur: door het zich aansluiten bij de wederdopers in Gent, zijn arrestatie en verbanning uit Vlaanderen in 1585 en vervolgens zijn vestiging in Haarlem werd Jacques de Clercq de stamvader van wat een Hollandse doopsgezinde familie is geworden.
Een hoge leeftijd heeft hij niet bereikt; hij was circa 55 jaar oud toen hij ernstig ziek samen met zijn echtgenote Passchijntgen Grijspeert zijn laatste testament opmaakte.
Bron: Archief Noord-Holland, Notarieel archief Haarlem, inv.nr. 47 (notaris Adriaen Willemsz Suyderhoef), fol. 124-125vo (aldaar de gemarkeerde afbeelding aanklikken).

Twee weken later is Jacques overleden. Passchijntgen heeft hem nog dertig jaar overleefd. In 1638 was zij zelf “sieckelijck te bedde leggende, dan evenwel hebbende volcomen gebruyck van haer verstant, memorie ende spraecke” en heeft ze de notaris bij haar laten komen om haar laatste wil op te tekenen. Hoe verzwakt zij was blijkt daaruit dat zij nog maar nauwelijks in staat was een handtekening te zetten.
Bron: Notarieel archief Haarlem, inv.nr. 168 (notaris Jacob van Bosvelt), fol. 100-100vo.

Pieter van Steenkiste draagt zijn zaken over aan zijn schoonzoons, waaronder Lucas de Clercq, 1629

Dat de familie een halve eeuw actief is geweest in de handel in pot- en weedas (nodig voor de voor de Haarlemse textielindustrie zo belangrijke blekerijen) lijkt verband te houden met het huwelijk dat Lucas de Clercq in 1626 sloot met Ferijntgen van Steenkiste. Haar vader Pieter van Steenkiste, zelf ook eigenaar van een blekerij, was als koopman actief in deze handel en Lucas besloot om, samen met zijn zwager Lucas van Beeck (getrouwd met Christina van Steenkiste), dit voorbeeld te volgen; ze sloten hiervoor samen een compagnie. In 1629 heeft Pieter van Steenkiste in een notariële akte verklaard dat hij “alrede gecomen is tot eene goede ouderdom ende nyet veel langer en kan uijtstaen de moeylyckheyt vant reysen, omme syne saecken ende affairen allesints te verrichten” en machtigde hij zijn schoonzoons Lucas & Lucas om zijn zaken waar te nemen.
Bron: Notarieel archief Haarlem, inv.nr. 131 (notaris Jacob Schoudt), fol. 163vo.

Stadsarchief amsterdam
De ondertrouw van Jacques de Clercq en Elsken Moens, 1634

Om met elkaar te kunnen trouwen, gingen Jacques de Clercq en Elsken Moens eerst in ondertrouw. Jacques woonde in Haarlem en Elsken Moens in Amsterdam, zodat zij in beide steden in ondertrouw moesten gaan. Hiervoor verschenen zij op 28 dec. 1634 op het Amsterdamse stadhuis voor de commissarissen van Huwelijkse zaken, “versoeckende hare drye Sondaeghse uytroepingen”. De akte werd ingetekend in het register en door beide verloofden met hun handtekening bekrachtigd. Op 20 januari kon in de marge worden bijgeschreven dat ook in Haarlem de geboden ongehinderd waren afgekondigd, zodat het huwelijk wettelijk kon worden voltrokken, wat dan ook een dag later gebeurde.
Bron ondertrouwakte: DTB Amsterdam, inv.nr. 673, pag. 153.

Met dit huwelijk leek Jacques een uit financieel oogpunt zeer gunstige verbintenis te zijn aangegaan. Elskens vader Anthony Moens was een groot koopman, die drie jaar eerder nog, met een geschat vermogen van 320.000 gulden, behoorde tot de hoogstaangeslagenen van Amsterdam en daarmee tot de rijkste burgers van de Republiek. Hij bewoonde een kapitaal pand aan de Herengracht.

Bij de ondertrouw gaf Jacques aan weduwnaar te zijn van Sara Pieters (zonder vermelding van haar familienaam Van Middeldonck), die een jaar eerder was overleden. Elsken vermeldde slechts haar leeftijd: 34 jaar oud. Daarmee bleef wel iets onbenoemd… Ook voor haar was het namelijk het tweede huwelijk: in 1620 was zij getrouwd met Claes Heerde. Deze Claes (ook: Claus) was een Duitser, zoon van een burgemeester van Bremen, die zich in Amsterdam had gevestigd als koopman. Al snel waren er dusdanig grote problemen met Claes, wegens diens “kwalijke handel en wandel” en een verkwistende levensstijl, dat hij door schoonvader Anthony Moens onbekwaam werd geacht om over de goederen van zijn dochter Elsken het beheer te voeren. Of het tot een officiële scheiding met gerechtelijke uitspraak is gekomen, is niet duidelijk. Wel dat het echtpaar uit elkaar ging en Claes/Claus in 1626 al weer in Bremen zat.

Contract van compagnie tussen Lucas de Clercq en zijn zoon Pieter, 1651.
Tobias Govertsz van den Wijngaert

In december 1651 is Lucas een compagnie aangegaan met zijn enige zoon Pieter, om samen de handel in pot- en weedas te drijven. Hiervoor hebben ze voor een Amsterdamse notaris een contract gesloten.
Afgesproken werd dat Lucas 2/3e part in de onderneming zou krijgen en vanuit Haarlem vooral de verkoop zou verzorgen, aan blekers. Pieter kreeg 1/3de part en werd in Amsterdam verantwoordelijk voor vooral de inkoop. Jacob Elias, de boekhouder, “alzoo dezelve een portie heeft in de ashandel, deselve portie zal in de twee voors. 2/3e parten van Lucas begrepen zijn”, zodat het Pieter niet kan schaden. Er zouden nieuwe boeken worden gemaakt.
Bron: Stadsarchief Amsterdam, Notarieel archief, inv. nr. 2420C (notaris Mr. Pieter van Toll), fol. 259-259vo

De reden voor het aangaan van deze compagnie zal zijn geweest om Pieter, nog maar twintig jaar oud, te verzekeren van eigen inkomsten. En dit hield weer verband met het huwelijk dat Pieter, één maand later, zou sluiten. Zo blijkt uit het volgende. Zijn aanstaande echtgenote Annanisia Hugaert was weeskind en stond daarom onder toezien van twee voogden: de koopman Abraham Craen en Tobias Govertsz van den Wijngaert, leraar van de doopsgezinde gemeente bij ’t Lam. En wie waren getuige bij het opmaken van het contract van compagnie? Juist, beide heren.

Koop van een winkel en winkelwaren door Pieter de Clercq, 1683

Pieter de Clercq (1661-1730) was nog maar 21 jaar oud toen hij, met een veniae aetatis en bijgestaan door zijn voogden, voor een Amsterdamse notaris verscheen om van Aeltgen Cloribus, weduwe van Matthijs Vermande, haar winkel en winkelwaren over te kopen. Daarbij ging het niet om het pand, gelegen aan de Nieuwezijds Voorburgwal bij de St. Nicolaasbrug (even boven de Nieuwe Kerk), maar wel om de gehele winkelvoorraad en alles wat daarbij kwam kijken. Het betrof een winkel in zogenaamde ‘Neurenberger winkelwaren’: een verzamelnaam voor allerlei soorten voorwerpen, van naai- en breigerei (zoals naalden, spelden en scharen), knopen, gespen en accessoires, tot keuken- en tafelgerei, schrijfwaren, kandelaars en wat dies meer zij. In deze koopcedulle is een en ander helaas niet gespecificeerd, behalve dat uitdrukkelijk is bepaald dat de de “venetiaanse coralen en [het] muscovisch glas” buiten de koop zouden vallen. Bovendien zou, wanneer haar zoon Jacob Vermande terug zou zijn uit het buitenland, deze uit de voorraad nog voorwerpen naar keuze mogen nemen, tot een totale waarde van maximaal 1000 gulden.
De overgebleven goederen zou Pieter overnemen tegen de prijs die de weduwe er zelf voor had betaald, doch tenminste voor 14.000 gulden. Hiervoor zou de weduwe Vermande hem Pieter, zo veel als haar mogelijk zou zijn, raad en onderricht geven, nopende de klanten en prijzen der goederen.
Bron: Stadsarchief Amsterdam, Notarieel archief, inv. nr. 4543 (notaris Joh. Backer), pag. 64-69.

Met deze winkel als startpunt zou Pieter spoedig uitgroeien tot een groot koopman.

(Deze selectie zal nog worden aangevuld)

Terug naar boven