Generatie 3

IIIa Jacob de Cleerc († na 1505) x Aechte de Vriese

Zoon van Pieter de Clerc (IIa) en Katheline Rommel

Jacob de Cleerc, geb. Gent vóór 1439, † na 11 aug. 1505, tr. vóór 28 juli 1457 Aechte de Vriese, dr. van Lieven en Cathelijne Sneevoet.

Jacob de Cleerc was nog geen tien jaar oud toen zijn vader overleed. Hij werd eveneens roodverver en lijkt hierin zeer succesvol te zijn geweest. Jacob vestigde zich op een steenworp afstand van zijn ouderlijke woning, aan wat nu de St. Jansvest wordt genoemd. Hier kocht hij een stenen huis, langs het water van de Schelde. Mogelijk heeft hij, als oudste zoon, enige tijd de ververij van zijn moeder in de Borresteeg voortgezet. Maar nadien besloot hij zijn eigen werkplaats in te richten. Hiertoe kocht hij in juli 1457 een brouwerij, die recht tegenover zijn woning stond, en richtte deze in als ververij. Zes jaar later verwierf Jacob het aanpalende huis, op de noordhoek van de Ondadigesteeg (tegenwoordig het Saeghermanstraatje geheten). Hierin was reeds een ververij gevestigd, zodat Jacob nu dus twee werkplaatsen had. Hij bezat nu al vrij wat onroerend goed, aan weerszijden van de straat. Toch was zijn koopdrift nog niet gestild; hij kocht onder meer nog een besloten hof naast zijn woonhuis, een huisje in de Ondadigesteeg (naast zijn tweede ververij, met twee gewelfde kelders daaronder) en nog een huis in dezelfde steeg, doch westelijker. En even verderop in die steeg heeft hij bovendien een woning laten bouwen, om te verkopen. Voorts heeft Jacob zijn ouderlijk huis in de Borresteeg – in delen – verworven en was hij ook nog eigenaar van twee panden in de Abeelstraat. Naast deze eigendommen in de stad bezat hij vrij wat land, in de parochies van Dickele (bij Aalst), Destelbergen, Heusden en Drongen. Bovendien hadden verschillende personen bij hem leningen uitstaan. Met recht mag dus worden gesteld: Jacob de Clerc was een man ‘in bonis’.

Inschrijving in het stedecijnsregister van 1495 van ‘Jacob de Clerc deelt (= de helft) vanden puttinc diende tzijnder verwerijen’ en ‘Jan van den Bosche deelt diende ten Vispane’, samen te betalen 6 groten.

Evenals zijn vader deed Jacob een huwelijk in vooraanstaande kringen. Sterker, naaste familieleden van zijn echtgenote Aechte de Vriese vormden de kern van een groep die korte tijd, doch in een van de roerigste perioden in de geschiedenis van Gent, in de stad de dienst hebben uitgemaakt. De centralisatiepolitiek, waarmee de Bourgondische hertogen als landsheren van Vlaanderen, Brabant, Namen en Limburg uiteindelijk succesvol de basis hebben gelegd voor de natievorming in de Nederlanden, botste frontaal met het ‘particularisme’ van Gent: het vasthouden aan de oude privileges en het streven om als stad afzonderlijk zelfstandig te blijven. In de jaren 1449 tot 1453 ontaardde deze tegenstelling in een grote politieke en uiteindelijk zelfs militaire strijd, bekend als de Gentse Opstand. Niet alleen tussen de stad en hertog Filips de Goede, maar ook tussen partijen binnen de stadsmuren. Van de groep die in deze jaren de macht naar zich toe wisten te trekken, waren Aechtes vader, haar grootvader en twee van haar ooms centrale figuren.Het huwelijk tussen Aechte en Jacob werd pas gesloten nadat Gent in de vernietigende Slag bij Gavere op de knieeën was gedwongen, maar zeer waarschijnlijk behoorden de De Clercqen al tot de vertrouwelingen van deze groep.

….. (nog verder uitwerken)

Jacob en Aechte waren ouders van zeven kinderen:
1. Jan de Cleerc, † na 9 april 1513, x Jacquemine Gurtebeke
2. Gillis de Cleerck († 1530) x Barbara de Knibbere
3. Pieter de Cleerck († 1513/’1515) x Marthe van Rosmeer
4. Johanna de Cleerc x 1. Lieven van Melle , † vóór 9 april 1513; x 2. Adriaen van Daele.
5. Margriete de Cleerc, † ca. 1484, x Vincent Tournoys, † voor 20 maart 1513
6. Lysbette de Cleerc, † na 1491.
7. Catheline de Cleerc x Jacob Clauwens, † vóór 13 juli 1502.

Terug naar boven