Buitenplaatsen

Naamloze te Velsen

Eigendom van Abraham Ampe († 1633) en Levyna de Clercq († 1652)


Abraham Ampe, de echtgenoot van Levyna de Clercq, was een actieve ondernemer. Nadat hij korte tijd, met een compagnon, in Haarlem een brouwerij had gehad op de Bakenessergracht, was hij werkzaam in de textielhandel. Hij was daarnaast ook eigenaar van blekerijen, in Bennebroek, en in 1629 was hij met zijn zwager Lucas de Clercq (c1603-1652) en diens zwager Lucas van Beeck (1602-1657) een compagnie aangegaan voor de handel in pot- en weedas. Dit waren bestanddelen voor het aanmaken van loog, waarmee het textiel op de blekerijen werd bewerkt.

In november 1625 kocht Abraham Ampe van de erfgenamen van Pieter van Dael een deel van een naamloze hofstede in de banne van Velsen, met een oppervlakte van een kleine negen hectare. Uit de akte blijkt dat hij van een andere erfgenaam inmiddels het andere deel van de hofstede had verworven.
De hofstede had reeds een geschiedenis. Toen Pieter van Dael in 1598 eigenaar was geworden bestond het uit een huis, een werf, een boomgaard en drie stukken land. Van de opzet dertig jaar later, krijgen we enige indruk, doordat de bekende landmeter en wiskundige Mr. Pieter Wils In 1631 een ‘Grond-caerte van seker hofstede [….] toekomende Sr. Abraham Ampe’ heeft gemaakt. Deze kaart bevindt zich in het Gemeentearchief van Velsen.

‘Grond-Caerte van seker hofstede […] toebehorende Sr. Abraham Ampe’ door Pieter Wils, 1631. Coll. Gemeentearchief Velsen

Voorzover de hofstede niet al voorheen het karakter van een ‘lusthof’ had, heeft het onder Ampe dat wel gekregen. Want toen de plaats in mei 1634, een halfjaar na het overlijden van Ampe, door diens weduwe en kinderen werd verkocht, werd deze in in de transportakte beschreven als “een schoone wel gelegen hoffsteede met een groot wel betimmert huijs, een groote verwulffte kelder met een bovenhuijs, insgelicx eene schoon beplanten boomgaert ende voorts beplant met ijp, abeelen, elst ende willigen, int geheel groot wesende 11 morgen, 262 roeden rijnlantse maeten.” De koper was dan ook een rijk en aanzienlijk man: Hendrick Reynst (1583-1648), o.a. raad en schepen van Amsterdam en bewindhebber der Oost-Indische Compagnie. Deze was bij de koop overigens gehouden om de pacht voort te zetten van een duinpartij, die Ampe samen met Cornelis Garbrants Borst, een Haarlemse brouwer, voor 17 jaar was aangegaan.

Hendrick Reynst heeft na aanschaf nieuwe, modieuze tuinen laten aanleggen en noemde de buitenplaats ‘Duin en Berg’. Tot 1723 is deze in het bezit van diens familie gebleven. De nieuwe eigenaar Willem Hendrick Kerkrinck heeft enkele jaren later van zijn lustplaats een plattegrond laten opnemen in het boek Zegepralend Kennemerland.

Plattegrond van Duin en Berg, door H. de Leth, uit: Zegepralend Kennemerland (1729)

Eind 19de eeuw is de plaats door de familie Cremer samengevoegd met het naastgelegen Kruidberg en werd een nieuw huis gebouwd, het nog bestaande ‘Duin en Kruidberg’.

Bronnen:

  • G. Hartendorf, J. Morren, C. Rings, A.M. Schüttenhelm-Okma en J. Suurmond, Duin en Kruidberg. Honderd jaar buitenplaats en Het duingebied van de familie Cremer (Haarlem 1998); in de serie Haarlemse miniaturen, deel 44.
  • GA Velsen, ORA 959, fol. 127ro, 15 nov. 1625; idem, ORA 960, fol. 33vo-34ro, 25 mei 1634.

Terug naar boven