Buitenplaatsen

Leeuw en Hooft, bij Heemstede

Eigendom van Walrave van Heukelom (1775-1853), getrouwd met Joanna de Clercq (1778-1810), eerste helft 19de eeuw

Op 16 dec. 1661 kocht de Amsterdamse koopman Pieter van de Rijp een woonhuys, bouwhuys, schuren, boomgaert en plantagiën in Heemstede. Het terrein van 310 roeden was gelegen op grond van het Sint Elisabethsgasthuis en in erfpacht. Pieters dochter Maria erfde de plaats, maar zij verkocht deze in mei 1683 aan haar neef Johannes van de Rijp. Omdat het geheel bezwaard was met een hypotheek van liefst 4.500 gulden, was de koopprijs slechts 1.500 gulden.

Johannes van de Rijp (1635-1704) was een vermogende doopsgezinde koopman te Haarlem, die in 1687 de schoonvader zou worden van Jacob de Clercq (1658-1687), toen deze trouwde met diens oudste dochter Eletta van de Rijp. Waarom Van de Rijp deze buitenplaats in Heemstede kocht, is niet duidelijk. In 1671 had hij namelijk al een blekerij in Bloemendaal gekocht, waarop hij een fraaie hofstede had gesticht, De Rijp genaamd. Hij had dan ook niet de bedoeling de hofstede in Heemstede, met een bequaem woonhuys er op, lang in eigendom te houden. Al een jaar later, in mei 1684, verkocht hij deze voor 3.000 gulden aan David Leeuw, die het perceel inmiddels enige jaren in huur had.

David Leeuw (c1631-1703) was gehuwd met Cornelia Hooft (1631-1708); aan dit echtpaar ontleende de buitenplaats haar uiteindelijke naam Leeuw-en-Hooft. David Leeuw was eveneens een doopsgezinde koopman, ondermeer handelend op Rusland. En dit met groot succes; hij was puissant rijk. Op het Rokin bewoonde hij een prachtig, door de bekende architect Philips Vingboons gebouwd huis. En na het overlijden van hem en zijn echtgenote konden de erfgenamen ruim 1 miljoen gulden verdelen.

Het gezin van David Leeuw en Cornelia Hooft, door Abraham van den Tempel, 1671. Coll. Rijksmuseum Amsterdam. Achter het klavecimbel zit dochter Wijntje, die later trouwde met Aernout van Lennep.

Leeuw en Hooft vererfde daarbij op hun dochter Weyntje Leeuw (c1659-1728), die in 1682 was getrouwd met Aernout van Lennep (1658-1728), een directe neef van Cornelia Block (1667-1745), de echtgenote van Pieter de Clercq (1661-1730). Zij verkochten de hofstede in 1725.

Ets van Leeuw en Hooft, door Hendrik Spilman, uit: ‘Aangename gezichten in de vermakelijke landsdouwen van Haarlem’ (Haarlem 1761-1763)

In 1783 kwam Leeuw en Hooft weer in de familie Van Lennep, toen deze werd gekocht door een achterkleinzoon, Jacob Abraham van Lennep (1752-1828). Ook deze was voor de De Clercqen geen onbekende; zijn vader Aernout van Lennep had als 16-jarige zijn opleiding tot koopman genoten in het handelshuis van Pieter de Clercq (1700-1757).

Jacob Abraham van Lennep verkocht de buitenplaats weer in 1798, aan Pieter Kops Goedschalksz. (1746-1803), fabrikant van linnen garens te Haarlem, lid van de raad aldaar en lid van het Provinciaal Bestuur van Holland. Kops was een oom van de zusters Maria en Catharina de Vos, de echtgenoten van respectievelijk Gerrit de Clercq (1771-1819) en Pieter de Clercq (1773-1830).

Op zeker moment is Leeuw en Hooft gekocht door Walrave van Heukelom (1775-1853), vermoedelijk toen zijn eerste echtgenote Joanna de Clercq (1778-1810) reeds was overleden en hij was hertrouwd met Louise Victoire Gales.

Een dochter van Walrave en Joanna, Maria van Heukelom (1801-1866), trouwde in 1830 met Gideon Jeremie Boissevain (1796-1875), die overigens weer een broer was van Caroline Boissevain, de echtgenote van Willem de Clercq (1795-1844). Leeuw en Hooft werd hiermee ook voor de familie Boissevain een geliefde lustplaats. In het familiearchief Boissevain bevindt zich dan ook een aantal ‘gedichten op Leeuwenhooft’, waarvan het oudste dateert van 1837.

De twee volgende afbeeldingen geven een indruk van hoe Leeuw en Hooft er in deze jaren heeft uitgezien.

Lithografische prent van Leeuw en Hooft, omstreeks 1840, uit: P.J. Lutgers, ‘Gezigten in de Omstreken van Haarlem’ (1837-1844)
Leeuw en Hooft, door P.J.C. Gabriel, olieverf op paneel, 1851.

Leeuw en Hooft lag in het buurtschap Crayenest, ten westen van wat nu de Heemsteedse Dreef is. Daar kan men nu nog de Crayennestersingel vinden. De overplaats strekte zich uit tot aan de Wagenweg.

Voor 1920 is het oude herenhuis vervangen door een moderne villa, die weer moest wijken voor het huidige verzorgingshuis ‘Sint Jacob in de Hout’, in 1966 in gebruik genomen. De twee rustieke bijgebouwen van de buitenplaats, de stallen en het tuinhuis aan de Emauslaan, konden gelukkig worden behouden. Op de terreinen van Leeuw en Hooft (12 hectare) is eerder het sportpark van de voetbalclub H.F.C. aangelegd.

Literatuur:
– A. van Damme, De buitenplaatsen te Heemstede, Berkenrode en Bennebroek 1628-1811 (Haarlem 1903)
– J.W. Groesbeek, Heemstede in de historie (Heemstede 1972) 75-76
– Haarlemmerhout 400 jaar (Haarlem 1984) 142

Terug naar boven