IIa Pieter de Clerc († 1439) x Katheline Rommel(in)
Zoon van Denijs de Clerc (I) en N.N. Loetins
Pieter de Clerc, geb. [Erondegem] in of vóór 1379, † kort vóór 28 nov. 1439, tr. ca. 1414 Katheline Rommel(in), † na 12 febr. 1458, dr. van Jan en Lisbette van Bassevelde.
Aan het begin van de 15de eeuw is Pieter de Clerc, samen met zijn broer Goessin, verhuisd van Erondegem naar Gent, toen een van de grootste en machtigste steden van Noord-Europa.
De vroegste vermelding in de archieven alhier dateert van 4 september 1404; op die dag verklaarde Pieter de Clerc filius (zoon van) Niis voor de schepenen een geldbedrag te hebben geleend.
Als borg trad op oom Pieter Loetins, roodverver in het straatje de Nederkwaadham, die de twee neven vermoedelijk onder zijn hoede heeft genomen. Loetins was een man van zeker aanzien; in 1394 had hij als schepen van gedele zitting gehad in het stadsbestuur en in 1411 was hij zelfs deken (hoofdman) van het wolweversgilde, het economisch belangrijkste gilde voor Gent. In Loetins’ werkplaats zullen Pieter en Goessin zijn opgeleid tot meester-roodververs. Beide broers werden vervolgens zelfstandig roodverver; Goessin bij de Freremineurenbrug, Pieter kocht in 1420 een ververij op de hoek van het Borrestraatje en de Nederscheldestraat. Deze ververij, later alleen woonhuis, is zeker vijf generaties, tot het einde van de 16de eeuw, in de familie gebleven.
In 1414 deed Pieter een ‘goed huwelijk’; hij trouwde met Katheline Rommel, een zuster van Mergriete Rommel, die vijf jaar eerder de vrouw was geworden van Pieters broer Goessin. Zij waren dochters van de vooraanstaande lakenkoopman Jan Rommel († 1409), die op vrij grote schaal handel dreef met de ‘oesterlingen’, Hanzekooplieden uit Duitsland. Hun halfbroer Claeys Rommel werd behalve koopman ook een politiek invloedrijk figuur, die diverse malen zitting heeft gehad in het stadsbestuur.
Toen Pieter in 1439 overleed was hij zo’n zestig jaar of ouder; al zijn zeven kinderen waren echter nog minderjarig, dat wil zeggen: jonger dan 25 jaar. Daarom moest hun moeder, ten overstaan van de schepenen van gedele, beloven hen “te houdene van aten, drincken, cleederen, linnen, vullin, causen ende scoens, ter scolen gaenden ende van allen sustanchen diere henlieden behouven sal.” Ten behoeve van deze minderjarige kinderen, werd door de schepenen een staat van goed opgemaakt, een beschrijving van zijn bezittingen. Deze laat zien dat hij overleed als een redelijk welgesteld man. Behalve zijn woonhuis en ververij in Gent had hij nog diverse percelen land in zijn geboortedorp Erondegem in eigendom. Ander bezit in deze parochie had hij reeds eerder verkocht aan zijn nichtje Johanneken (dochter van Goessin). Voorts bezat Pieter nog een onbekend aantal woonhuizen en schuren, “met zulcker anclaen (toebehoren), bomen ende catheylen (roerende goederen) alsser toebehoeren”, in de parochie van Drongen, even ten westen van Gent.
Vermoedelijk was Katheline Rommel een stuk jonger dan haar man; zij heeft hem nog zeker zo’n twintig jaar overleefd.
Pieter en Katheline waren ouders van zeven kinderen:
1. Jacob de Cleerc († na 1505) x Aechte de Vriese
2. Jan de Cleerc († ca. 1481) x Kathelyne de Smet
3. Pieter de Cleerc
4. Mergriete de Cleerc, in 1465 nog ongehuwd
5. Katheline (Callekine) de Cleerc [x Claeys Rommels fs. Claeys]
6. Jacquemine de Cleerc, † vóór 30 mei 1493 x Gillis Eergoet
7. Janne de Cleerc, † vóór 1484 x Passchier van der Guchte, alias Scuerbraet, † ca. 1483/84.