Familieboek de Clercq (1940)
Omstreeks 1938 heeft Samuel de Clercq (1876-1962) het initiatief genomen tot de uitgave van een zo volledige mogelijke genealogie van de familie. Eerder waren door hem twee kisten met oude familiepapieren uit de nalatenschap van zijn vader Pieter de Clercq (1849-1934) overgebracht naar het Rijksarchief in Den Haag. Daar waren deze als een familiearchief geordend en geïnventariseerd. Er was ook een uitvoerige inleiding bij de inventaris geschreven, maar een uitgewerkte stamboom ontbrak.
Omdat Samuel zelf op genealogisch gebied geen enkele ervaring had, werden alle gegevens samengebracht en uitgewerkt door zijn achterneef Mr. Piet van Eeghen (1911-1968). Deze had van jongs af aan een levendige genealogische belangstelling, vooral voor oude doopsgezinde families, zoals ook de Van Eeghens waren. De De Clercqen hadden daarbij speciaal zijn interesse: al sinds het einde van de 17de eeuw waren de Van Eeghens en onze familie via opvallend veel lijnen aan elkaar geparenteerd.
Door diverse akten die Piet van Eeghen uit de Haarlemse en Amsterdamse archieven opdiepte, kon hij de 17de– en 18de-eeuwse genealogie De Clercq op tal van punten aanvullen en corrigeren. Bovendien toonde hij aan dat de veronderstelde afstamming van de uit Menen naar Emden gevluchte Geraerdt de Clerck, zoals die in het blauwe boekje van 1920 was gepubliceerd, berustte op een verkeerde interpretatie van gegevens. Nu deze als stamvader had afgedaan, kwam de al vijftig jaar eerder aangenomen afstamming uit het Gentse echtpaar Lieven de Clercq en Lievyne van Houcke weer in aanmerking. Kort onderzoek van de Nederlandse genealoog J. Goudswaard, die juist voor de familie Van Eeghen in Vlaanderen was om hun voorgeslacht te bestuderen, wees uit dat dit juist was.
Hiermee kwam ook het genealogische manuscript in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel weer in beeld, waarin Lieven wordt vermeld met liefst drie generaties boven zich. De genealogie in het Familieboek 1940 begint dan ook met het vijftiende-eeuwse echtpaar Pieter de Clercq en Maria Taets. Maar in zijn inleiding merkt Van Eeghen daarover wel op dat de lezer “in het oog moet houden, dat het bewezen gedeelte pas begint bij Lieven de Clercq Gillisz, gehuwd met Lievijne van Houcke.”
Over de familie in de 17de t/m de 20ste eeuw heeft Piet van Eeghen vrij volledige genealogische gegevens kunnen verzamelen. Alleen in de redelijk omvangrijke Amerikaanse tak bleven grote hiaten. Toch besloot Samuel in 1940, omdat de uitgebroken oorlog verder onderzoek bemoeilijkte, tot uitgave over te gaan.
Om onduidelijke redenen werd er voor gekozen om de tekst van de genealogie te beperken tot de namen en levensdata (van geboorte, huwelijk, overlijden); gegevens over beroepen en eventuele andere maatschappelijke functies ontbreken geheel. Niet onterecht werd kritisch op deze jammerlijke omissie gewezen, in een bespreking in de Nederlandsche Leeuw, dan het belangrijkste Nederlandse genealogische tijdschrift.
Overigens werd de publicatie verzorgd door de Stichting Nederland’s Patriciaat, die in die jaren ook verantwoordelijk was voor de uitgave van het Blauwe boekje.
Opvallend genoeg vermeldde Van Eeghen de gegevens over beroepen wel in de bijlage, met fragment-genealogieën van een aantal verwante geslachten: Block, Bosch, Bruyn, Grijspeert, Hugaerdt, Van Leuvenig, Van Steenkiste, Stinstra, Stockelaar, Verbrugge en De Vos. Correcter gesteld gaat het om de stamreeksen van echtgenoten van een aantal 17de- en 18de-eeuwse mannelijke De Clercqen.