Tijdlijn

Familiegebeurtenissen in de periode 1831-1950 (jongste tak)

1831Koning Willem I heeft een oproep gedaan aan burgers om te helpen de Belgische opstand neer te slaan, van de zuidelijke provincies die zich wilden afscheiden van het in 1815 gevormde Koninkrijk der Nederlanden. Vele vrijwilligers, vooral uit de dienstdoende schutterijen, geven gehoor. Onder hen Pieter de Clercq Gzn (1807-1879) die in Amsterdam, sinds 1827, 2e luitenant was. Hij wordt als officier eerst gedetacheerd in Den Bosch, voor oefeningen. In juli 1831 is hij ingedeeld bij een marsbataljon, waarmee hij deelneemt bij de slag bij Hasselt en bijna door kogels wordt getroffen. Later verblijft hij te Boxmeer. Over zijn ervaringen schrijft hij uitvoerig aan zijn familie, waarvan brieven bewaard zijn gebleven.
1835Pieter volgt zijn vader Gijsbert op als beherend vennoot van de kassierderij Ontang- en Betaalkas.
1836Nu hij zich heeft teruggetrokken uit zaken besluit Gijsbert te verhuizen naar Voorst (Gelderland), om van het buitenleven te genieten en wegens de zwakke gezondheid van zijn tweede vrouw Jacoba Ising. Ze betrekken het huis De Bongerd, een zeer oude, mogelijk zelfs Middeleeuwse hoeve/herenhuis, eigendom van baronnen Sloet.
Herengracht 250 komt hiermee vrij voor oudste zoon Pieter, die in 1838 trouwt met Aaltje Stinstra.
1837Al op jonge leeftijd had Gijsbert de Clercq junior (1810-1849) een toekomst als geneesheer voor ogen, in navolging van familieleden van zijn Friese grootmoeder Stinstra. Na een studie Latijn en Grieks in Gouda was hij in 1832 medicijnen gaan studeren in Utrecht. Hier promoveert hij in 1837 op de dissertatie De sanguinis circuitu in cerebro (i.e. ‘over de bloedcirculatie in de hersenen’), welke hij opdraagt aan zijn hoogleraar Frederik Sigismund Alexander, die overigens drie jaar later ook zijn schoonvader zal worden.
Nog in het jaar van zijn promotie vestigt Gijsbert zich als geneesheer te Zutphen, in de nabijheid van Voorst waar zijn vader en stiefmoeder wonen.
1837-1840Om zich, na de Hoogere Stadsschool (kostschool) te Crefeld te hebben doorlopen, voor te bereiden op een koopmanscarrière, verblijft broer Hendrik de Clercq (1815-1898) een aantal jaren in Engeland, eerst in Liverpool, later in Londen. In beide steden neemt hij druk deel aan het gezelschapsleven. Zijn vioolspel maakt hem bij verschillende families een graag geziene gast.
1841Terug in Nederland associeert Hendrik zich met de zestien jaar oudere Jan van Geuns, een fabrikant in gummi-artikelen en uitvinder van het vulcaniseren van rubber, door toevoeging van vooral zwavel. Hierdoor werd dit materiaal geschikt voor praktischer en veelvuldiger gebruik. Gomelastiek is dan een nog nieuw produkt, waar Hendrik in Engeland voor het eerst mee in aanraking was gekomen. Hun ‘Geoctrooieerde Fabriek van Veerkrachtige Gom’, een voor zijn tijd zeer modern bedrijf, stond aan het Spaarne in Haarlem, op de plek van de oude buitenplaats Plantlust. Deze naam dankte het aan de geleerde Martinus van Marum (1750-1837), die zich hier intensief had beziggehouden met het kweken van vooral exotische gewassen.
1849Jan van Geuns trekt zich terug uit de vennootschap; Hendrik wordt enige vennoot en verhuist van Amsterdam naar Plantlust buiten Haarlem. Door zijn fabriek kreeg hij wel de bijnaam ‘Gommelastieke Gerrit’.
De zaken gaan vooralsnog voorspoedig. Het Verslag van de toestand der provincie Noord-Holland van 1859 meldt: “De fabriek van veerkrachtige gom van den heer H. de Clercq heeft zeer veel werk, daar men hoe langer meer de brandspuitenslangen van veerkrachtige gom begint te vervaardigen.”
1849Als geneesheer te Zutphen heeft Gijsbert junior zich ingezet voor de bestrijding van typhus, waaraan enkele jaren eerder al zijn schoonvader is gestorven, maar nu overlijdt hij ook zelf aan deze zeer besmettelijke ziekte. De Zutphense Courant meldt het “smartelijk verlies door het afsterven van een onzer ijverigste en werkzaamste geneeskundigen.” De auteur roemt zijn “hulpvaardigheid en menschlievendheid, waardoor hij uitmuntte; nooit werd zijne hulp tevergeefs ingeroepen, geene woning zoo arm, die hem niet bij de eerste uitnoodiging zag aansnellen. Zijne onbaatzuchtige menschlievendheid kennende, riepen dan ook de armen zijne onverpligte hulp gaarne in, en zo ving hij de kiemen op, die in der ouderdom van 38 jaren, een einde maakte aan zijn nuttig leven.”
Gijsbert laat zijn vrouw achter met vier jonge kinderen, in leeftijd van 2 tot 7 jaar oud.
(nog verder uit te werken)

Terug naar boven