Familiegebeurtenissen in de periode 1295-1585
Het Vlaamse voorgeslacht
Op deze en volgende pagina’s zijn beknopt en in chronologische volgorde enkele meer noemenswaardige gebeurtenissen uit onze familiegeschiedenis op een rij gezet.
1295 | De vroegste vermelding van leden van de familie (in de oorspronkelijke Latijnse vorm ‘Clericus’), op een lijst van vrijgewijden in het Oostvlaamse plaatsje Erondegem, 10 km ten westen van Aalst. |
1350-1360 | Naar schatting wordt ergens in deze jaren stamvader Denijs de Clerc geboren, hoogstwaarschijnlijk in Erondegem. |
1396 | Denijs is inmiddels overleden; hij had diverse bezittingen verspreid over Erondegem en de aangrenzende parochies Ottergem en Eerdegem. Zijn weduwe, wonende te Erondegem, betaalt in dit jaar haar bijdrage als buitenpoorteres van Geraardsbergen. |
1404 | De eerste vermelding van de familie in Gent, dan een van de grootste en machtigste steden van West-Europa. Denijs’ zoon Pieter de Clerc (II) verklaart voor de schepenen van de stad een lening te hebben afgesloten. Borg staat zijn oom Pieter Loetins, door wie Pieter zal zijn opgeleid tot roodverver (van textiel), een beroep dat later ook door veel van zijn nakomelingen wordt uitgeoefend. |
1420 | Pieter de Clerc en zijn vrouw Katheline Rommels kopen een huis en ververij op de hoek van het Borrestraatje en de Nederscheldestraat. Dit grote pand, later gesplitst in twee woonhuizen, zal nog tot het einde van de 16de eeuw in de familie blijven. |
1439 | Pieter de Clerc overlijdt en van zijn bezittingen wordt ten behoeve van de nagelaten, nog minderjarige kinderen een ‘staat van goed’ opgemaakt, opgetekend in de schepenregisters. |
1449-1453 | De jaren van de ‘Gentse Opstand’, waarin voornamelijk de ‘particularistische factie’ in Gent zich verzet tegen de Bourgondische hertogen, die met hun centralisatiepolitiek proberen de oude macht van Gent te beknotten. Tot de kern van deze factie, die in die jaren het stadsbestuur vormt, behoren vier naaste familieleden van Aechte de Vriese, die kort na de Opstand trouwt met voorvader Jacob de Cleerc (III), te weten haar vader, grootvader en twee aangetrouwde ooms. Uiteindelijk verliest de factie de strijd. |
1457 | Jacob de Cleerc (III) koopt, op korte afstand van zijn ouderlijk huis, een brouwerij aan de St. Jansvest, bij Braempoort, en vestigt hierin zijn roodververij. Niet veel later betrekt hij er tegenover een stenen huis, aan het water van de Schelde. Het gaat hem voor de wind; in de jaren die volgen zal hij hier en elders (binnen en buiten de stad) zijn bezit nog aanzienlijk uitbreiden. |
1464-1465 | Een groep van circa 60 Gentenaren neemt deel aan een van de allerlaatste kruisvaarten. Het loopt uit op een totale mislukking, maar een klein aantal van hen zou toch in het Heilige Land tegen de heidenen hebben gevochten en keert naar hun geboortestad terug. Daaronder een Jacob de Clerc, mogelijk identiek met onze voorvader. |
1477 | Na het plots overlijden van hertog Karel de Stoute grijpen de ‘particularisten’ weer de macht in Gent. Jacob de Cleerc komt daarbij als schepen van gedele in het stadsbestuur. |
1490 | Jacob de Cleerc en Willem van der Zwalmen kopen samen het hoekhuis van de St. Jacobsnieuwstraat en de Beestenmarkt. Zes jaar later wordt dit de ververij van Jacobs zoon Gillis de Cleerc (IVb), nadat deze kort daarvoor was getrouwd met Van der Zwalmen’s stiefdochter Barbara de Knibbere. Het wijst op een gearrangeerd huwelijk. |
1491 | Jacobs dochter Lysbette de Clerc doet als zuster intrede in het St. Agnetenklooster te Gent, een monastieke orde voor de hogere sociale klasse. |
1509 | Gillis de Cleerc (IVb) koopt het naast zijn ververij gelegen pand, in de St. Jacobsnieuwstraat, ter bewoning. |
1514 | Pieter de Clerc (IVc) overlijdt. De nog jonge kinderen uit zijn eerste huwelijk, met Marthe van Rosmeer, komen onder de hoede van hun familie Van Rosmeer in Leuven. |
1519 | Jan de Clerc (zoon van Gillis, IIIb) schrijft zich in als student aan de Universiteit van Leuven, twee jaar later gevolgd door zijn neef Anselmus de Clerc (zoon van Jan, IIIa). Beiden behalen er de meesterstitel en worden vervolgens ‘presbiter’ (priester). |
1530 | Wanneer Gillis de Cleerck (IVb) overlijdt, verblijven zijn nog minderjarige zoons Lieven (Vd) en Frans de Cleerc in het buitenland, vermoedelijk om er bij een handelsrelatie zich te bekwamen in de handelspraktijken. |
1534 | Lieven de Cleerck wordt als meester ingeschreven in het meerseniersambacht en opent een winkel in het huis De Mane in de Lange Munt, zowel toen als nu een van de belangrijkste winkelstraten van de stad. Meerseniers zijn detailhandelaars; Lieven handelde in textiel. |
1543 | In Leuven worden bij een nachtelijke razzia 28 van lutheranisme verdachte ‘ketters’ van hun bed gelicht. Daaronder: Kathelyne en Elisabeth de Clerc (dochters van Pieter, IVc) en hun tante Antonia van Rosmeer. Na diverse ‘scherpe’ verhoren worden de zusters veroordeeld tot grote boetes en boetedoening. Tante Antonia wordt levend begraven op de Grote Markt van Leuven… |
1551 | De zaken van Lieven gaan voorspoedig; hij verhuist zijn winkel naar even verderop in de Lange Munt, in het pand genaamd St. Niklaas, maar blijft met zijn gezin wonen in De Mane. Daarnaast bezit hij nog twee aanpalende huizen in de minstens even dure Veldstraat, alsook panden elders in de stad. |
omstr. 1558 | Lieven de Cleerck overlijdt, waarna zijn weduwe Lievyne van Houcke met succes de zaak voortzet. Na een aantal jaren heeft zij behoefte aan extra opslagruimte, waarvoor zij vóór het winkelpand, onder de straat een gewelfde kelder laat maken. Voorwaarde is dat de straat niet hoger mag komen te liggen, zij en haar nakomelingen dit deel van de straat zullen onderhouden en bovendien een extra erfelijke cijns aan de stad wordt betaald. |
1559 | Jacob de Cleerc, oudere broer van Lieven en roodverver aan de Freremineurenbrug, is gezworene van het verversambacht, maar raakt verwikkeld in een netelige kwestie. Bij het verven zou hij bepaalde stoffen gebruiken die niet zouden zijn toegestaan en schade aan de lakens toebrengen. In de ‘keur’ (ordonnantie) van het ambacht stond e.e.a. echter niet expliciet vermeld, zodat na tussenkomst van de schepenen een nieuwe keur wordt opgesteld. |
1566 | De Beeldenstorm raast ook over Gent. Neef Lieven de Cleerck filius Pieters, tien jaar eerder als broeder toegetreden toe tot de orde van predikheren (dominicanen), zal er van getuige zijn geweest hoe hun klooster, in het centrum van de stad, wordt geplunderd. Een hem toebehorend manuscript, terechtgekomen in een Amerikaanse collectie, is helaas in New Orleans verloren gegaan bij de overstroming door de storm Katrina van 2005. |
1567 | Bij de executie van vier beeldenstormers op de Korenmarkt ontstaan schermutselingen. Spaanse soldaten die de wacht houden beginnen op de menigte in te steken, waarbij vijf personen om het leven komen, waaronder Marten de Clerck, zoon van Pieter (IVc). |
1574 | Marten’s enige zoon Joos de Clerck heeft zich gevestigd in Londen en werkt er voor zijn neef Hans van der Hoffstadt (zoon van tante Jooryne de Clerck), een succesvolle koopman. Als ‘jonkman’ woont hij ook bij hem in, in diens huis in de Buttolph Lane. |
1577-1584 | Na een staatsgreep door radicale calvinisten roept Gent zich uit tot calvinistische republiek, waarmee de stad een speerpunt wordt in de Nederlandse strijd tegen de Spanjaarden. Een van de twee leiders is jonker Jan van Hembyse, uit een adellijk geslacht en lid van het Eedverbond der Edelen. Hij wordt echter in 1579 door Willem van Oranje uit de regering gezet, waarna hij uitwijkt naar de Palts. In oktober 1583 wordt Van Hembyse naar Gent teruggeroepen, terwijl de stad reeds door de troepen van de hertog van Parma wordt belegerd. Na de ontdekking van zijn geheime correspondentie met de hertog van Parma wordt hij op 23 maart 1584 gevangengenomen en wegens hoogverraad op het Sint-Veerleplein te Gent onthoofd. Uit een buitenechtelijke relatie had Jan een bastaardzoon jonker Hercules van Hembyse, die van 1581 tot 1583 zitting heeft in de stadsregering van Hulst, om er het Gentse gezag te vertegenwoordigen. Vermoedelijk is hij dan al getrouwd met Elisabeth de Cleercq (V,5), zuster van onze stamvader Jacques (VI). Nadat Hulst wordt veroverd door de Spaanse troepen vluchten zij naar Middelburg. |
1578 | In de strijd tegen de Spanjaarden leent Elisabeth’s moeder Lievyne van Houcke, weduwe van Lieven de Cleercq, een flinke som geld aan de stad Gent ‘thulpen de fortificatie der zelve stede ende andere zaken dienende en behoudende ter beschermenisse van de insetene van de voors. stede’. Enkele maanden later komt zij voor op een lijst van 500 burgers, geestelijken en instellingen, die voor nog grotere bedragen werden aangeslagen, omdat de Staten Generaal geld nodig hadden. Van de personen op deze lijst wordt gesteld dat zij behoorden tot de meest gegoede bovenlaag van de stad. |
1585 | Jacques de Cleercq (VI) heeft zich aangesloten bij de doopsgezinden en binnen die gemeenschap heeft hij een bestuurlijke rol. Nadat Gent weer is ingenomen door de Spanjaarden worden de doopsgezinden extra streng vervolgd. Terwijl Jacques met acht geloofsgenoten bijeen zijn gekomen in een aan hem toebehorend pand, om gelden te verdelen die zij hadden verzameld voor de armen van hun gemeente, vindt er een inval plaats en worden de negen gearresteerd en opgesloten in het Gravensteen. Na een halfjaar durend proces worden zij voor vijftig jaar verbannen uit Vlaanderen. |
Vervolg: tijdlijn 1585-1683