Tijdlijn

Familiegebeurtenissen in de periode 1585-1683

Van gevluchte Vlaamse emigranten tot gezeten Hollandse burgers

1585Jacques de Clercq, wegens zijn geloof verbannen uit Gent, vestigt zich in Haarlem. Zijn vrouw Passchijntgen Grijspeert en hun kinderen zullen hem spoedig zijn gevolgd.
1590Binnen de Vlaamse doopsgezinde gemeente van Haarlem speelt Jacques een leidende rol. Een conflict binnen de gemeente resulteert er in dat Jacques zich, met anderen, afsplitst tot de meer gematigde groep van Jonge Vlamingen.
1601Jacques koopt een huis in de Grote Houtstraat, op de noordhoek van de Peuzelaarsteeg. Mogelijk woonde hij met zijn gezin hier al langer, als huurder. Het huis draagt de naam ‘Gent’, naar Jacques’ geboortestad.
1604Uit een failliete boedel, waar Jacques de Clercq als een van de curators bij betrokken is, koopt hij een huis met een grote tuin buiten de Haarlemse Kruispoort, vermoedelijk om met het gezin te kunnen verpozen, buiten de drukke stad.
1609Kort na de afkondiging van het Twaalfjarig Bestand machtigt Jacques zijn zwager Grijspeert om ook namens hem pachten te innen van landerijen in Vlaanderen. Tot het zelf maken van een dergelijke reis is hij niet in staat; hij is ziek, maakt zijn testament op en sterft kort daarna.
1612De oudere broer van Jacques, Jan de Clercq, overlijdt in Gent en van zijn bezittingen wordt een zeer uitvoerige ‘staat van goed’ opgemaakt. Erfgenaam is zijn enige dochter.
1612Passchijntgen verhuist als weduwe van Jacques met haar nog minderjarige kinderen naar Rotterdam, om dichter bij haar oudste dochter Lysbeth te gaan wonen, gehuwd met de Rotterdamse lakenkoopman Balthasar Verdonck.
1620Jacques de Clercq jr., inmiddels koopman in Amsterdam, machtigt zijn zwager Balten Verdonck om in Vlaanderen de hem toebehorende goederen te verkopen, die hem zullen toevallen wanneer Hercules van Hembyse, weduwnaar van zijn tante Elisabeth de Cleercq, zal overlijden.
1621-1625Abraham Couck en zijn echtgenote Sara de Clercq wonen in deze jaren in achtereenvolgens Kopenhagen en Danzig.
1629De zwagers Lucas de Clercq en Lucas van Beeck, beiden getrouwd met dochters van Pieter van Steenkiste, handelen in navolging van hun schoonvader in pot- en weedas (nodig voor de Haarlemse blekerij). Zij sluiten hiervoor een compagnie en nemen bovendien van hun schoonvader, die “alrede gecomen is tot eene goede ouderdom ende nyet veel langer en kan uijtstaen de moeylyckheyt vant reysen, omme syne saecken ende affairen allesints te verrichten”, diens handel over.
1629Jacques jr. en zijn broer Pieter de Clercq ondertekenen een adhesiebetuiging voor de Amsterdamse remonstranten
1634Levyna de Clercq, weduwe van Abraham Ampe, en haar kinderen verkopen de door Abraham aangelegde “schoone wel gelegen hoffsteede met een groot wel betimmert huijs, een groote verwulffte kelder met een bovenhuijs, insgelicx eene schoon beplanten boomgaert”, te Velsen, aan Hendrick Reynst (1583-1648), raad en schepen van Amsterdam en bewindhebber der Oost-Indische Compagnie. Ze leggen vervolgens een nieuwe hofstede aan op hun blekerij te Bennebroek.
1635Lucas de Clercq en zijn echtgenote Ferijntgen van Steenkiste laat zich portretteren door Frans Hals, ook in die tijd al een zeer gevierde schilder.
omstr. 1635Lucas de Clercq en Lucas van Beeck, zwagers en compagnons, leggen op hun blekerij in de banne van Tetterode (Bloemendaal) een buitenplaats aan, die zij Clerck-en-Beeck noemen.
1636-1638Jacques en, in mindere mate, Pieter de Clercq zijn beiden actief in de beruchte tulpenwindhandel. Wanneer de speculatiebubbel barst, lijdt Jacques aanzienlijke schade.
1639Over de nalatenschap van Jacques’ ooit zeer rijke schoonvader Anthony Moens ontstaat een hoog oplopend geschil. Hierbij scheldt Jacques’ zwager Pieter Moens hem op straat uit en roept “datter noijt grooter dief was gehangen” dan hij. Ter verdediging, om aan te tonen dat hij een eerbaar en financieel betrouwbaar burger is, laat Jacques door vrienden verklaren “dat sijn huys van imboel ende huysraet es voorsien als een coopmanshuys behoort te wesen, ja soo veel acte meer als tot een cieraet van een huys behoort.”
1639Jacques de Clercq verhuist van Haarlem naar Amsterdam; broer Pieter volgt hem daarbij op als aalmoezenier; zijn broer Lucas als zetter van de zout- en zeepprijs.
1640Jacques de Clercq, Pieter de Clercq en hun neef Abraham Ampe jr. sluiten een compagnie voor de handel in pot- en weedas. Ieder legt 6.000,= in; Jacques zal in Amsterdam de boeken houden, Pieter en Abraham zullen in Haarlem de huur dragen van de grote spijker (pakhuis) aan de Singel buiten de Kruispoort.
omstr. 1645Na het overlijden van zijn eerste echtgenote is Lucas de Clercq hertrouwd met Adriaentgen Keysers. Ze laten zich, met hun beide voorkinderen, uitschilderen op een groot doek van liefst 1,22 x 2,20 meter.
1649In de boedelinventaris die wordt opgemaakt na het, kort na elkaar, overlijden van Pieter de Clercq en Sara Davidts worden in het voorhuis van hun woning aan het Singel te Amsterdam niet alleen hun eigen portretten genoemd, maar ook dat van Pieters moeder Passchijntgen Grijspeert. Helaas zijn die niet, althans niet binnen de familie, bewaard gebleven.
1649Vrijwel direct na het overlijden van Pieter verhuist Lucas met zijn gezin naar Amsterdam; vermoedelijk betrekken zij het door Pieter en Sara nagelaten pand. Van hun doopsgezinde gemeente in Haarlem hebben ze een attestatie mee gekregen …..
Ze zullen slechts twee jaar in Amsterdam blijven.
1651Lucas en Adriaentgen keren terug naar Haarlem, maar vestigen zich niet binnen de stadsmuren. Even daarbuiten, aan de noordzijde, bezit Lucas al sinds 1639 een tuin, aan de Stadssingel tussen de St. Janspoort en de Amsterdamse Waterpoort. Dit bezit heeft hij uitgebreid hij en hierop laat hij een heel complex van gebouwen en tuinen aanleggen.
1651Om zijn zoon Pieter, die op het punt staat te trouwen, te verzekeren van inkomsten, sluit Lucas de Clercq met hem een compagnie om voortaan gezamenlijk de handel in pot- en weedas te voeren. Lucas heeft 2/3e part en zal vanuit Haarlem vooral de verkoop verzorgen; Pieter heeft 1/3de part en doet in Amsterdam vooral de inkoop. Er zullen nieuwe boeken worden gemaakt. Jacob Elias, de boekhouder, “alzoo dezelve een portie heeft in de ashandel, deselve portie zal in de twee voors. 2/3e parten van Lucas begrepen zijn”, zodat het Pieter niet kan schaden.
1652Pieter de Clercq trouwt in Amsterdam met Annanisia Hugaert. Dit huwelijk en de geboorte van zijn kinderen noteert Pieter in een helaas verloren gegane, dan bijna honderd jaar oude familiebijbel. Deze was in 1565 gedrukt in Emden, een herdruk van de zgn. ‘Deux Aes’-bijbel.
1661Omdat hij op het punt staat naar ‘het oosten’ (de Baltische landen aan de Oostzee) af te reizen, machtigt Pieter zijn echtgenote Annanisia om tijdens zijn afwezigheid de zaken waar te nemen. De reis zal zijn bedoeld om handelscontacten aan te halen, of nieuwe contacten te leggen.
1661Pieter wordt lid van het Haarlemse Schonenvaardersgilde, een uit de middeleeuwen stammende gilde dat was verworden tot een broederschap of gezelligheidsvereniging. Het was een tamelijk klein en exclusief clubje, van vooral telgen van vooraanstaande Haarlemse families, maar ook met leden van buiten Haarlem. Cornelis van der Meersch, de echtgenoot van Pieters nichtje Geertruyt de Clercq, was eveneens lid.
1662De echtgenoot van Janneke de Clercq, de koopman Jan de Keyser, is naar Spanje getrokken en hij lijkt zijn vrouw niet goed verzorgd te hebben achtergelaten, want van haar broer Pieter de Clercq krijgt Janneke “uit broederlycke lieffde” voor haar onderhoud een bedrag van 1.500 gulden. Zij gebruikt dit geld “tot opsettinge ende voltreckinge van haere neringe dewelcke sy comparant jegenwoordich doende es.”
1664Christina de Clercq, dochter van Pieter en Annanisia, wordt geboren met een schisis, een gespleten lip, gehemelte en kaak. Om dit te verhelpen zoeken de ouders contact met de Amsterdamse heelmeester Hendrick Roonhuyse, een autoriteit op dit gebied. Wanneer het kind nog maar een paar maanden oud is, wordt zij geopereerd. Roonhuyse beschrijft de operatie een aantal jaren later uitvoerig in zijn publicatie met Genees- en Heel-konstige Aanmerkingen.
1666Pieter en Annanisia zijn beiden ziek en maken hun testament op. Pieter ligt op bed en kan slechts een wiebelige handtekening zetten. Zes dagen later zal hij overlijden, slechts 35 jaar oud. Annanisia herstelt.
1667Twee maanden na het overlijden van haar echtgenoot gaat Annanisia als weduwe een compagnieschap aan met Joost Hoofman, om met hem de handel in as voort te zetten. Joost komt daarvoor met zijn gezin op het complex aan de stadssingel wonen.
1670De compagnie wordt geliquideerd, omdat Annanisia zal gaan hertrouwen, met de Amsterdamse garenkoper Jan van Bronckhorst, zelf ook weduwnaar. Zij trekt bij hem in, op de Amsterdamse Voorburgwal; kort daarna verhuizen ze naar de Lauriersgracht.
1671Het huwelijk blijkt bepaald niet gelukkig. Al elf maanden na de huwelijksplechtigheid zijn de onenigheden zo groot dat Annanisia onderhands een akkoord opstelt, door beiden ondertekend, die bij niet nakoming zal resulteren in scheiding van tafel en bed. De huwelijksperikelen houden aan en lopen zelfs zo hoog op dat het leidt tot een juridische zaak voor de Hoge Raad van Holland. Uiteindelijk wordt inderdaad een scheiding uitgesproken; Annanisia keert met haar twee kinderen terug naar Haarlem, waar zij in 1681 overlijdt.
Jan van Bronkhorst gaat failliet, vertrekt naar Kaap de Goede Hoop en zal daar in 1693 sterven.

Vervolg: tijdlijn 1683-1794

Terug naar boven